Mozaïek en fresco’s
Kunst gemaakt ten tijde van het Byzantijnse rijk (4e– 14ste eeuw) combineerde elementen van zowel de Griekse- als de Romeinse kunst, maar voegde ook oosterse invloeden toe. Belangrijk was vooral de mozaïekkunst, maar later ontstonden er ook fresco’s en iconen.
Deze kunstuitingen stonden ten dienste van het geloof. De mozaïeken en fresco’s zijn vooral te zien op de muren van vroegchristelijke kerken en kloosters. In de eerste periode was vooral het uitbeelden van de Christelijke verhalen belangrijk, (het leven van Jezus is het dan het centrale thema). Maar na de 10de eeuw verschoof dit naar religieuze en dogmatische concepten. Dan krijgt Jezus een vaste plek in de koepel met rond hem de engelen, worden de 4 evangelisten steevast in de gewelfzwikken geplaatst en vind je de Madonna terug in de apsis. In de dwarsbeuken zijn dan de meest belangrijke evangelische gebeurtenissen terug te vinden.
De Byzantijnse mozaïeken waren afgeleid van de Romeinse mozaïeken. De Romeinen hadden vooral vloermozaïeken ter decoratie van officiële gebouwen. De Byzantijnen ontwikkelde vanaf de 7e eeuw het muurmozaïek. Met deze muurdecoraties bereikte ze een hoog niveau qua techniek en expressiviteit. In Italië (Rome, Ravenna, Napels en Milaan) maar ook in Griekenland (Thessaloniki) en Turkije (Constantinopel/Istanbul) zijn daar nog veel voorbeelden van te zien.
De kunstenaars maakten hun fantasierijke afbeeldingen in een abstracte dimensie om een transcendente werkelijkheid weer te geven. Door een rijk kleurgebruik wordt de lichtwerking optimaal benut. Perspectivische weergave of plasticiteit van de figuren speelde geen rol. Hoewel door de eeuwen heen de thematiek wat verschoof bleef het mozaïek een constante factor in de Byzantijnse kunst. Voor belangrijke mozaïeken in Venetië en Sicilië werden kunstenaars uit Constantinopel (nu Istanbul) aangeworven.
Het mozaïek verliest langzaam terrein ten gunste van het fresco. De uitvoering van een mozaïek was kostbaar, vanwege de hoge materiaalkosten. Een fresco daarentegen was niet alleen goedkoper, maar ook sneller gemaakt. Bovendien konden de frescodecoraties veel uitgestrekter zijn en zo alle wanden van een kerk bedekken. Tegelijkertijd verandert de schilderstaal. De schilderkunst wordt minder symbolisch en meer verhalend. Een fresco bood meer mogelijkheden dan een mozaïek tot een realistischer weergave van een verhaal: het goud van de achtergrond werd vervangen door een kobaltblauwe hemel.
(Zie de fresco’s van Mistras, Cappadocië en de kloosters van Nerezi, Ochrida en Kalenic in voormalig Joegoslavië. Deze laatsten nemen een aparte plek in. Ze zijn zeer fijnzinnig gemaakt en hebben een delicate kleuropbouw. Ze werden waarschijnlijk gemaakt in de tweede helft van de 13e eeuw en lijken te zijn beïnvloed door de Italiaanse kunst van die tijd. Ze lijken ook op fresco’s van de beroemde Griekse schilder Teofano).
In deze periode ontstaan er een aantal lokale ateliers. Zo is er een Moravische school en zijn er drie Russische scholen: Novgorod, Pskov en Moskou. De Russische scholen besteden veel aandacht aan zowel de perfectie van de vorm als aan de maximale expressiemogelijkheden van de schilder. Bij de Russische school hoorden Teofano (1335-1405) en zijn leerling Andrej Roebljev.